Scènes uit het huwelijk van Janneke en Elco Brinkman
Je gunt elkaar toch alles
Artikel uit de Elegance van juni 2011 - tekst: Robert Heukels
Verliefd, verloofd, getrouwd. En inmiddels veertig jaar samen. Janneke en Elco Brinkman en hoe de liefde, zelfs het noodlot, overwint.
Scène 1
Amsterdam, de derde dinsdag van september in 1970.
Prinsjesdag. In de Bosboom Toussaintstraat te Amsterdam, bij het huis van de grootvader van Janneke Salentijn, wordt aangebeld. Janneke zit met haar zusje voor de televisie naar de gouden koets te kijken als hij daar ineens staat, de student politicologie en recht. Om de studente biologie dé vraag te stellen: ‘Wil jij mijn lustrumdame zijn?’
Elco: ‘Het lustrum van het dispuut, een hele week feest. Ik wist dat ik iemand moest vragen, maar dreutelde er een beetje om heen. Ik had Janneke al eens gezien, viel voor haar dromerige blik, die intrigeerde mij. In haar blik zag ik van alles: verwondering, genieten en vooral dat dromen. In die tijd liepen er veel sprieten van meiden rond en van die Dolle Mina’s. Janneke was gezond Hollands, een mix van degelijk en modern.’ Janneke: ‘Kijk, zo hoor ik nog eens wat! Ik was in die tijd zo groen; het overkwam me. Ik weet nog goed dat Elco één van die dagen een pak van zijn vader aan had, hij zag er niet uit! Maar in die week was er ook een bridgedrive en droeg hij een groen geruit colbertje. Toen keek ik zo naar hem en dacht: nou, toch wel leuk. Hij zat daar zo ontspannen en stoïcijns. En hij was geestig, kon met een grap de zwaarte weghalen. Elco bleek snel, doelgericht, to the point, opgewekt. Ik denk langer na, ben ook wat emotioneler. Die verschillen maakten het spannend. Ik zeg het al járen: hij is het beste wat me ooit is overkomen.’
E: ‘We hadden ook veel gemeen.’
J: ‘Onze achtergrond: gereformeerd, vrij calvinistisch, de mores van werken, wat doen met je talenten. En vooral: niet zeuren.’
E: ‘Wij noemen dat altijd: niet safferen. Na die lustrumweek wilde ik wel door met jou. Janneke was nieuwsgierig, wilde veel weten, een plezierige gesprekspartner, enorm sociaal.’
J: ‘Zeg, weet jij nog wat ik die week aan had?’
E: ‘Ja, die heel lange, groene jurk, daar zat een soort ribbeltje in. En later droeg je die egaal bruine, fluwelen, met een brede ceintuur van leer.’