Door Jeanette Donkersteeg
Janneke Brinkman: Combinatie van wetenschap en schoonheid vormt mijn inspiratie
Biologe met een penseel
Drs. Janneke Brinkman-Salentijn viert een feestje. Tien jaar geleden trad ze voor het eerst naar buiten met haar schilderwerk. Inmiddels kun je het tot in Japan en Amerika tegenkomen. Met aquarelverf en penseel legt ze de kleinste bloem, het teerste steeltje vast. Haar bevlogenheid gaat zo ver dat ze van 's morgens vroeg tot 's avonds laat bezig is. Het hoogtepunt in haar tienjarige loopbaan als kunstenares? "Ach, je moet nooit te veel achteromkijken, maar de moeilijke perioden zijn veel ingrijpender geweest dan de ontwikkeling van mijn werk. De ernstige ziekte van mijn man vind ik een diepte- en tegelijk een hoogtepunt. Zoiets bepaalt je bij wat werkelijk belangrijk is in het leven. Toch?"
Statig zijn ze, de panden die zij aan zij langs het Plantsoen
in Leiden staan. Toch springt de gevel van huize Brinkman eruit. Oud en eerbiedwaardig
kijkt hij uit over het park in het hart van de stad. Een trap leidt naar de
voordeur; twee zuilen staan ernaast. Henriëtte Brinkman - met haar 19
jaren de jongste bewoner van het huis- reageert op het geluid van de bel en
verschaft toegang tot de marmeren hal. Haar moeder wordt even opgehouden door
een telefoontje. In het kader van haar tweede lustrum gaat Janneke Brinkman
bijzondere tuinen bezoeken om daarover te schrijven in het damesblad Margriet,
waarvan zij medewerkster is. Dat moet geregeld worden.
Er blijkt nog meer te doen te zijn. Op de planken vloer
van de hoge voorkamer zwerven een paar verhuisdozen. De oranjebruine wanden
zijn leeg. De familie, die 26 jaar lang aan de rand van Leiden woonde, is
juist verhuisd naar dit historisch plekje in het centrum. Een serie fotolijstjes
met inhoud heeft al een plaats gevonden onder een schemerlamp op de antieke
tafel in de hoek. Onder de imposante schoorsteenmantel liggen denneappels.
Als Janneke Brinkman haastig de grote trap in de hal afdaalt
en haar voet op de onderste trede zet, rinkelt alweer de telefoon. "Ga
maar naar de bibliotheek", wenkt ze, terwijl ze zich weer naar boven
spoedt. "Daar zit je lekkerder."
In het vertrek dat aan de voorkamer grenst, raken de boekenwanden
het plafond. De trap die er tegenaan leunt, is dan ook niet overbodig. "De
Bijbelse Boodschap van Chagall in pastel", ligt horizontaal op een plank,
"Nederlandsche Klederdragten" en "M.C. Esscher" zijn erbovenop
gestapeld. George Bush, Hella Haasse, Geert Mak en Tessa de Loo bivakkeren
aan de overkant. Net als de verzamelde gedichten van Guillaume van der Graft,
"De goden gaan naar huis" van A. den Doolaard en "Louis Couperus"
van Frédéric Bastet. NRC Handelsblad, Libelle en de Gids van
de NCRV vormen het leesvoer op de salontafel. Naast de bank op een kleine
lezenaar onder een Chinese schemerlamp wacht Cees Fasseurs dikke "Wilhelmina".
Telefoongesprek twee is ook afgerond. De
deurbel gaat, maar Janneke Brinkman laat zich niet langer afleiden. Ze haalt
koffie, zet zich - tenger figuur, spijkerbroek, blouse, klein beetje make-up
- in de kussens naast "Wilhelmina" en werpt een blik door het achterraam.
Aan de brede maar ondiepe tuin grenzen oude muren. Haar vorige tuin was groter,
vertelt ze.
In feite is Janneke opgegroeid in de tuin. Nadat ze in 1948
in Meppel ter wereld kwam, verhuisden haar ouders vrij snel naar de noordoostpolder,
waar een broertje en een zusje werden geboren. Ze groeide op tussen wat ze
"pioniers" noemt. "Harde werkers woonden daar. Als ik terugga,
zie ik nog altijd een enorme bedrijvigheid, een mentaliteit van: iets opbouwen.
Dat spreekt me aan. We hadden een heerlijke tuin. Ik maakte er boeketten van
viooltjes en madeliefjes."
Vader Salentijn was plantenkundige. Hij hield zich als ingenieur
bezig met de controle op ziekte van zaaigoed en pootaardappels en bracht zijn
kinderen liefde bij voor alles wat groeit en bloeit. "Hij leerde me veel
over de technische kant, maar legde bijvoorbeeld ook de symboliek van een
passiebloem uit. Hij wees op de bladeren, die voor de twaalf discipelen staan,
op de drie meeldraden als teken van de nagels van het kruis. De passiebloem
werd vroeger door de missionarissen gebruikt om de indianen het verhaal van
de Bijbel uit te leggen. De vruchten zijn oranje en als je die doorsnijdt,
zie je rode zaden. Het is natuurlijk fantastisch om dat te tekenen."
Jannekes moeder had oog voor kleurencombinatie en composites.
Ze hield van bloemen. Dat biologie en tekenen populaire vakkken van haar oudste
dochter werden, is niet verwonderlijk. "Ik ben altijd nieuwsgierig geweest
naar hoe het leven in elkaar zit. Hoe kom je aan je energie? Waarom lijk je
op je vader" Wordt iemand een goede concertpianist omdat hij het spelen
aangeleerd heeft of zit dat in zijn genen? Is het een combinatie van beide?
Dat soort dingen vind ik heel interessant." Janneke besloot biologie
te gaan studeren.
Ze studeerde af in de microbiologie, aangezien
dat een goede afdeling was bij de
Vrije Universiteit in Amsterdam. "Tijdens m'n studie heb ik heel precies
leren kijken. Alles wat je onderzocht moest je natekenen met oog voor detail.
Ik vond het leuk er een mooie tekening van te maken. Daar ging het niet om
- het ging erom dat je de goede namen bij alles zette - maar als je bijvoorbeeld
dieren moest prepareren en het bloedvatenstelstel van een duif of het zeneuwstelstel
van een kikker op papier zette, ontstond er toch een mooi stilleven."
Aan de universiteit ontmoette ze haar aanstaande man, Elco
Brinkman, die politicologie en rechten studeerden. Ze trouwden. Janneke gaf
biologie aan een Amsterdamse middelbare school. "We verhuisden naar Leiden.
Toen ik in verwachting was van numero twee begon ik aquarellessen te nemen.
Die heb ik wel twintig jaar gehad. Ik was op een dag bij een cursus gaan kijken.
Daar zag ik de deelnemers geconcentreerd zitten werken. Er hing zo'n bijzondere
sfeer. Ik dacht: Dit wil ik ook.
We maakten stillevens, naakten, portretten en ook bloemen.
Met die bloemen ging ik thuis verder. Totdat iemand die een zaak had, vroeg:
Kun je bij mij niet een tentoonstelling houden? Elco zei tegen me: "Je
bent gek. Ga toch gewoon weer lesgeven. Je hebt een vak geleerd. "Maar
ik vond het eigenlijk wel spannend."
Uitgeverij Kok in Kampen ontdekte de expositie en wilde
het werk voor agenda's gebruiken. Gedurende de tien jaar die sindsdien voorbijgingen,
zat Janneke tot over haar oren in het werk. Postpapier, dekbedden en opbergmappen
worden volop met haar bloemen en bijen bedrukt. De seizoenen bepalen haar
programma. "In het voorjaar schilder ik de bloesem en de tulpen. Op dit
moment staat de keizerskroon op mijn tekentafel, een Fritillaria."
Janneke Brinkman spreekt aarzelend, behoedzaam, liefst in
de derde persoon. Voor eenduidige antwoorden wacht ze zich. Zelfs op vragen
die niet nieuw voor haar kunnen zijn. Hoe vindt ze de publiciteit? Schildert
ze om niet "slechts de-vrouw-van te zijn?" "Je werk is natuurlijk
het belangrijkste. Daar word je op beoordeeld. Het liefst zit ik gewoon te
schilderen, maar dat mensen je kennen, is natuurlijk ook wel heel aardig.
Publiciteit hoort erbij. Mijn agenda's komen in Brazilië, Duitsland en
Zwitserland, de kerstkaarten zijn in Amerika verkrijgbaar en in Japan wordt
ook werk van me verkocht. Daar zeg de naam Brinkman helemaal niks. Het is
fijn dat je werk mag doen dat je kunt. De erkenning die je hiervoor krijgt,
is zo stimulerend. Dat wil toch iedereen: een vorm van erkenning ontvangen,
iets nalaten misschien..."
Aquarelleren is de favoriete techniek van
de schilderes. "Je kunt je het best ontwikkelen met iets wat je leuk
vindt en waar je goed in bent. Het blaadje van een klaproos is doorschijnend
en teder. Kwetsbaar. Met aquarel, dat waterige, kun je het fragiele van zo'n
bloem voor elkaar krijgen. Vermiljoen hoef ik niet eens te mengen, die kan
ik puur uit het tubetje gebruiken. Ook andere aquarelkleuren zijn prachtig
helder en tranpsarant."
Janneke Brinkman kiest er bewust voor alleen uit de natuur
te schilderen. Zelfs een foto komt er niet aan te pas. "Nooit! Ik heb
altijd bloemen op mijn tekentafel staan, zodat je de kleuren en vormen echt
kunt zien. Dan durf je meer, want je ziet het voor je. Een foto verdoezelt
meer. Ik haalde die bloemen tot voor kort uit mijn eigen tuin. Nu we hier
wonen, ga ik naar het grote tuincentrum dat we hier in de buurt heben. Gisteren
was ik er nog. En vorige maand heb ik er orchideeën gehaald. Ze hadden
er wel veertig. Die stonden dus bijna allemaal op mijn tekentafel, al die
kleurtjes van geel en lila en roze. Met stippen, streepjes, met grote flappen
- daar maak je dan een compostie van waarbij je elk haartje en nerfje wilt
laten zien."
Orchideeën hebben momenteel haar bijzondere belangstelling.
Dat blijkt ook uit het briefpapier dat je van Jannekes hand in de winkel ziet.
Kortgelden werd ze gevraagd de vijfdaagse orchideeëntentoonstelling Orchiade
van de Hortus Botanicus in haar woonplaats te openen. "Ik kom graag in
de hortus. Uiteindelijk is het een wetenschappelijke plantentuin. Je vindt
daar de combinatie die me inspireert: wetenschap én schoonheid. Er
wordt onderzoek gedaan en het is er prachtig. Als bioloog wil ik laten zien
hoe een plant in elkaar ziet en als schilderes wil ik dat op een heel mooie
manier doen. Het viel me op dat toen ik de Orchiade opende, echte orchideeënkenners
de kleine, onooglijke, nietszeggende orchideetjes veel interessanter vonden
dan iets met grote lila, paarse flappen, terwijl het voor de kunstenaar natuurlijk
toch die leuke vormen zijn die aanspreken.
Kunst vormt een onderdeel van het leven van de Brinkmans.
"In de tijd dat Elco minister van Cultuur was, volgden we alle tentoonstellingen
en nieuwe ontwikkelingen. Je smaak ontwikkelt zich naarmate je meer ziet.
Toch ben ik een alleseter op het gebied van kunst gebleven. Zowel moderne
als oude kunst vind ik mooi: de oude Mondriaan en de moderne Ger van Elk bewonder
ik.
"Een beetje verwant" voelt Janneke Brinkman zich
met Maria Sibylla Meriam, die van 1647 tot 1717 leefde. "Dat rupsen zich
tot vlinders ontpopten, heeft zij toch min of meer ontdekt. Zij was dus eigenlijk
ook al een beetje een wetenschapper. Tegelijk kon ze heel mooi schilderen.
Ze reisde daarvoor naar Suriname en Duitsland. In die tijd en zeker voor een
vrouw was dat toch wel heel bijzonder. Zij deed wat ik nu probeer te doen:
in alle bescheidenheid elk haartje en elk nerfje laten zien. Dat is een soort
ambacht."
U probeert vooral erg realistisch te schilderen?
"In zoverre dat het wel mooi moet zijn, de compositie, het geheel. Dat
heeft alles te maken met mijn passie voor de natuur, die bloementik. De kracht
van de natuur inspireert je en zorgt ervoor dat je elke keer nieuwe ontdekkingen
doet. Voor mijn raam in het andere huis stond een lijsterbes die ik het hele
jaar door in al haar facetten zag. Het uitbotten ervan, de komst van de bloesem
en daarna de oranje bessen. Dan kwamen de vogels, de spreeuwen en de merels.
Een prachtig gezicht, dat zwart in het groen en tussen de oranje bessen. Je
moet snel zijn, anders is het alweer weg.
De blaadjes worden bruin en sterven af. De takken zijn weer
kaal. Er ligt een laagje ijs overheen. Dat vind ik zo fascinerend en troostend.
Ik ben nu wel kaal, zegt zo'n boom, maar maak je geen zorgen, ik kom volgend
voorjaar weer terug. Mensen bloeien maar één keer en dan is
het toch... eh... Terwijl de natuur elk seizoen terugkomt. Nee, ik vind dat
niet deprimerend, het troost mij dat in elk geval de natuur het volgende jaar
weer terugkomt in al haar kracht."
De vogel die zich aan de lijsterbesjes tegoed doet, zie je in het werk van Brinkman zelden terug, evenmin als andere dieren. Alleen insecten komen daarop voor. "Vlinders hebben iets van bloemen, net zoals bijen zijn ze nodig voor de bestuiving. Dus alles wat met bloemen te maken heeft, slakjes of vliegjes of een libelle, heb ik altijd wel geschilderd. Grote dieren nog niet. Zo'n vogel moet toch uit je fantasie komen, die kun je niet op je tafel neerzetten. Vlinders heb ik wel in allerlei gedroogde vormen of in een potje met een vergrootglas. Ik moet goed kunnen zien wat voor kleuren hij heeft en hoe de vormen in elkaar zitten. Ik wil hem zo goed mogelijk weergeven.
U bent een perfectionist?
"Nou ...in ieder geval heb ik oog voor detail - ja, misschien toch wel...
Het is wel moeilijk dat van jezelf te zeggen." Lachend: "Ik heb
een man die op de grote lijnen let. Hebben we een gesprek gehad, dat zijn
het de kleine dingetjes die mij opvallen, maar Elco ziet het geheel."
U zult nooit zoals Marjolein Bastin doet, en
zoal Beatrix Potter vroeger deed, een konijn aankleden?
"Nee, ik denk dat ik toch iets anders werk. Ik heb
als biologe misschien een andere invalshoek. Wat Marjolein Bastin en ik waarschijnlijk
gemeen hebben, is de drang om te laten zien hoe de natuur in elkaar zit, wat
je inspireert, hoe mooi alles is, hoe bijzonder." Nu de kinderen - een
zoon van 26 en twee dochters van 24 en 19 - volwassen zijn, droomt Janneke
Brinkman vooral van rust en concentratie om door te kunnen werken. Een lange
lijst van bloemen wacht nog om getekend te worden. De bevriende kunstenaar
Jan Dibbets raadt Janneke wel eens aan slechts delen van bloemen uitvergroot
te schilderen. Daar denkt ze over na. "Je gaat dan wel je eigen invulling
eraan geven. Je moet iets afsnijden en jij bepaalt wat. Dat is een moderne
aanpak, die wordt niet door iedereen begrepen. Dat is misschien wél
kunst. Graag zou ik het eens proberen, naast m'n herkenbare werk. Op postpapier
kun je dat niet gebruiken. Voor een uitgever, voor op een agenda die ook in
de supermarkt verkrijgbaar is, moet het werk herkenbaar zijn." Als het
gaat over de jaren die achter haar liggen, noemt de schilderes als hoogtepunt:
"Het feit dat ik ondanks wat er allemaal is gebeurd, gewoon ben doorgegaan."
Waar denkt u dan aan?
"Er zijn natuurlijk ook vervelende dingen geweest.
In de politiek. Dat was een zware tijd. Goed, je moet niet te veel achteromkijken,
maar het werk heeft me toen wel geholpen. Verder is mijn man ernstig ziek
geweest. Dat je daar samen doorheen komt, vind ik een hoogtepunt. Je wordt
op zulke momenten bepaald bij wat werkelijk belangrijk is. Je leeft intenser,
emotioneler, omdat je merkt dat het leven niet zo vanzelfsprekend is. Je weet:
misschien moet ik alleen verder.
Dan pas zie je hoe erg het is als die ander er niet meer
zou zijn, hoe belangrijk die ander voor je is. De simpele dingen van het leven:
samen een kopje thee kunnen drinken in de tuin of samen een eindje gaan fietsen.
Dan kan zomaar afgelopen zijn. Sindsdien vraag ik me af wanneer ik iemand
zie: Waarom zit die vrouw alleen op de fiets? Wat is er gebeurd? Zou ik dat
ook doen, in mijn eentje gaan fietsen? Dat soort gebeurtenissen is veel ingrijpender
geweest dan mijn werk, dat altijd door is gegaan en stapje voor stapje groeide.
Die ziekte van mijn man vind ik een diepte- en gelijk een hoogtpunt. Omdat
je zo bepaald wordt bij wat belangrijk in het leven. Toch?
Het allerbelangrijkste in het leven, dat is de steun die
je aan elkaar hebt, de liefde die je voor elkaar voelt als een stabiele factor.
Dat je niet alleen in het leven bent, toch? Een mens is toch niet alleen voor
zichzelf op de wereld? Je mag toch elkaar hebben? Iets nog belangrijkers?
Inderdaad, ik zie God ook in de natuur, in oude bomen, in de bloemen en de
zee. Je zit als bioloog wel tussen twee vuren. Aan de ene kant geloof je in
het wetenschappelijk, de evolutie, aan de andere kant dat Iemand dat begeleid
heeft."
Dat is voor u een conflict?
"Nee hoor. Ik ben natuurlijk gereformeerd opgevoed.
Zondags twee keer naar de kerk. Je mocht een heleboel dingen niet. Je mocht
niet zwemmen. Je mocht geen ijsjes. Maar als je terugkijkt, denk je: die zondagen
hadden toch wat. Tegenwoordig zijn ze zo gewoon. Mensen mogen hun boodschappen
op zondag doen. Dat traditionele van samen naar de kerk en samen koffiedrinken,
dat had ook wat, was ook belangrijk. Ik werk toch altijd nog vanuit de calvinistische
opdracht van liefde voor je naaste en woekeren met je talenten. Dat zit er
toch nog in.
Als laatste restje?
"Nee hoor. Nee. Ik vind dit gewoon een moeilijk onderwerp.
Maar je gaat naar de kerk, je hoort de Tien Geboden en de vergevig der zonden,
dat helpt je. De kerk kan je helpen bij dat waar je als mens voor staat. Daar
gaat het toch om."